Voorraden
Onderhanden werk
Het saldo onderhanden werk betreft de saldi van de lopende grondexploitaties. Jaarlijks wordt het verschil tussen de lasten en baten aan het onderhanden werk toegevoegd of onttrokken. Jaarlijks wordt op grond van de verplichting uit de BBV bezien of er tussentijds een resultaat moet worden genomen.
Alle grondexploitaties zijn afzonderlijk door de raad vastgesteld. Per balansdatum kan er een creditpositie zijn, indien op dat moment meer inkomsten dan uitgaven zijn gerealiseerd en een debetpositie indien er meer uitgaven dan inkomsten zijn gerealiseerd. Conform de BBV voorschriften wordt voor verlieslatende projecten een voorziening gevormd en indien per balansdatum meer uitgaven dan inkomsten zijn gerealiseerd, wordt dát deel van de voorziening ingezet om de waarde op de balans nihil te presenteren. De som van alle deelprojecten zoals hiervoor benoemd vormen het totaal saldo van het onderhanden werk aan de activazijde van de balans. In het geval dat het saldo van de positieve grondexploitaties per balansdatum groter is dan het saldo van de verlieslatende grondexploitaties (rekening houdend met het aanwenden van de voorziening), kan daardoor de uitkomst van de post onderhanden werk een creditpositie op de balans geven.
x € 1.000 | ||
Omschrijving | Boekwaarde | Boekwaarde |
Grondexploitatie Leidsche Rijn | 66.081 | 87.396 |
Grondexploitatie Stationsgebied | 65.069 | 84.829 |
Grondexploitaties binnenstedelijk | 17.043 | 40.245 |
Totaal onderhanden werk | 148.193 | 212.470 |
Voorziening grondexploitatie Leidsche Rijn | 0 | 0 |
Voorziening grondexploitatie Stationsgebied | -65.069 | -84.829 |
Voorziening grondexploitatie binnenstedelijk | -13.205 | -19.194 |
Totaal voorziening onderhanden werk | -78.274 | -104.023 |
Totaal | 69.919 | 108.447 |
De mutaties per complex zijn opgenomen in onderstaande tabel. We zien hier de geactiveerde vermeerderingen en verminderingen Leidsche Rijn, Stationsgebied en de binnenstedelijke complexen.
x € 1.000 | |||||||||
Grondexploitaties | Boekwaarde | Vermeerde- | Verminde- | Boekwaarde | Voorzieningen | ||||
a | b | c | d = a+b-c | e | |||||
Centrum Overvecht | 3.155 | 1.381 | 0 | 4.536 | -4.536 | ||||
Befu-terrein | 2.309 | 134 | 0 | 2.443 | -2.443 | ||||
Isothopenweg | 114 | 114 | 0 | 228 | |||||
Opaalweg / Amethistweg | 843 | 391 | 1.138 | 96 | -96 | ||||
Oudenrijn West | 2.968 | 962 | 3.028 | 902 | |||||
Centrumplan Vleuten | 7.250 | 976 | 392 | 7.834 | -7.834 | ||||
Centrumplan De Meern | -305 | 156 | 0 | -149 | |||||
Het Nieuwe Zandpad | 3.779 | 506 | 0 | 4.285 | -4.285 | ||||
Merwedekanaalzone 4: Defensieterrein | -1.359 | 6.993 | 15.017 | -9.383 | |||||
Merwede OPG en busstalling | 22.948 | 2.636 | 20.312 | ||||||
Zuilense Vecht | 1.303 | 378 | 925 | ||||||
Beurskwartier | 9.597 | 0 | 9.597 | ||||||
Overig (300.0092+300.0093) | -1.711 | 659 | 329 | -1.381 | |||||
Leidsche Rijn | 66.081 | 58.982 | 37.667 | 87.396 | |||||
Stationsgebied | 65.069 | 20.302 | 542 | 84.829 | -84.829 | ||||
Totaal | 148.193 | 125.404 | 61.127 | 212.470 | -104.023 |
Het saldo onderhanden werk van de grondexploitatie Leidsche Rijn is inclusief de zogenaamde robuuste posten. Dit zijn ramingen (vooral van kosten) binnen de grondexploitatie Leidsche Rijn, die gezien de omvang en looptijd van de grondexploitatie robuust zijn uitgewerkt.
Na afstemming met de accountant zijn deze robuuste ramingen als volgt verwerkt:
- de robuuste ramingen worden jaarlijks ten behoeve van de resultaatbepaling van de grondexploitatie Leidsche Rijn bij de jaarrekening buiten beschouwing gelaten. Op basis van het actuele POC percentage wordt het bedrag aan robuuste ramingen in de reserve grondexploitaties gestort.;
- de robuuste ramingen maken wel onderdeel uit van het MPR waarmee de raad zicht en grip houdt over het totaal aan ramingen binnen de grondexploitatie Leidsche Rijn;
- op het moment dat de budgetten vallend onder de robuuste ramingen minder robuust zijn wordt de inzet van deze budgetten voor Leidsche Rijn expliciet aan de raad voorgelegd: tot dat moment zijn de ramingen onderdeel van de reserve grondexploitaties gelabeld aan de grondexploitatie Leidsche Rijn.
In 2021 hebben geen mutaties plaatsgevonden op de robuuste posten. Het totaal aan verwerkte robuuste ramingen bedraagt 143,6 miljoen euro.
Daarnaast is volgens de POC-methode van het BBV in 2021 winst genomen op de volgende grondexploitatieprojecten.
x € 1.000 | ||
| 2.680 | |
| 23.840 |
Verwachte exploitatieresultaten Leidsche Rijn, Stationsgebied en binnenstedelijke complexen
(op basis van eindwaarde)
Met het Meerjaren Perspectief Stedelijke Ontwikkeling (MPSO) 2019 is voor de grondexploitatie Leidsche Rijn door de gemeenteraad ingestemd met een looptijd van de grondexploitatie tot 2039.
In het Meerjaren Perspectief Ruimte (MPR) 2022 zal deze looptijd als uitgangspunt gehandhaafd blijven. Alle overige grondexploitatieprojecten kennen een looptijd van maximaal tien jaar.
Grondexploitaties | x € 1.000 | ||
---|---|---|---|
Nog te maken | Nog te verwachten | Verwacht | |
a | b | c | |
Leidsche Rijn | 487.460 | 481.077 | -93.779 |
Stationsgebied | 73.890 | 67.851 | -90.868 |
Binnenstedelijk | 315.236 | 368.121 | 11.260 |
Toelichting bij totstandkoming saldi grondexploitaties
Waardering Voorzieningen
De voorzieningen zijn gebaseerd op de bepaling van de nominale waarde van de grondexploitatieprojecten met een negatief saldo.
Algemeen
Het nog te realiseren deel van de grondexploitaties wordt doorgerekend op netto contante waarde (ncw) prijspeil 2022 en toegelicht op eindwaarde. De doorrekeningen zijn gebaseerd op basis van aanwezige contractposities en indien die ontbreken op aannames. Hieronder geven wij een toelichting bij de belangrijkste kosten- en opbrengstenparameters en de hierbij gehanteerde uitgangspunten. In 2022 zijn de parameters gewijzigd ten opzichte van de vorige actualisatie, de wijzigingen worden toegelicht in het MPR 2022.
Rente
Aan de voorraad onderhanden werk wordt jaarlijks rente toegerekend. Voor 2021 bedroeg het percentage berekend volgens BBV-voorschriften 1,37%.
Indexering kosten
De indexatie van de kosten is voor 2022 op 3% vastgesteld. Voor de daaropvolgende jaren is de indexatie vastgesteld op 2%. Naar verwachting kan met deze indexering de stijging van de bouwkosten voldoende worden opgevangen, dit mede vanwege huidige contractposities - aanbestedingen.
Indexering opbrengsten
Standaard is een indexatie van de opbrengsten conform de contractvoorwaarden. Daar waar geen contractpositie aanwezig is, worden de nog te realiseren opbrengsten jaarlijks geïndexeerd. Voor vrijesectorwoningen is de indexering in 2022 vastgesteld op 2%. Voor de daaropvolgende negen jaar bedraagt de indexering 1%. Het kantoor- en bedrijvenprogramma, horeca en retail zijn niet geïndexeerd. De indexering van de overige opbrengsten bedraagt 1%. Na tien jaar worden opbrengsten niet meer geïndexeerd. Alleen de grondexploitatie Leidsche Rijn kent een resterende looptijd langer dan tien jaar.
Fasering woningbouw-, bedrijventerrein- en kantorenprogramma
Voor zowel de programmering van de woningbouw als voor bedrijventerrein geldt, dat op basis van marktontwikkelingen, de programmering stedelijk wordt afgestemd. Na stedelijke afstemming wordt de fasering opgenomen in de grondexploitatie. Herijking van de programmering is een jaarlijks stedelijk proces dat voorafgaand aan de actualisatie van de grondexploitatie wordt uitgevoerd.
Voor kantoorprogrammering geldt naast bovenstaand proces aanvullend nog provinciale afstemming.
Grondprijzen
In de grondexploitatie wordt de grondprijs die volgt uit een contractpositie opgenomen. Daar waar (nog) geen contractpositie aanwezig is, wordt de bandbreedte van de grondprijzenbrief 2022 aangehouden. In de afgelopen drie jaar zijn alle uitgiften minimaal binnen de bandbreedte van de grondprijzenbrief gerealiseerd.
Plan- en VAT-kosten
Per grondexploitatieproject is een raming aanwezig waarin per eventueel deelproject en per projectfase de plan- en VAT-kosten zijn begroot. De plan- en VAT-kosten zijn voor alle grondexploitatieprojecten tot einde werk begroot.
Ramingen BRM (kosten bouwrijp maken) en WRM (kosten woonrijp maken)
In de grondexploitatie worden de budgetten voor BRM en WRM conform contractpositie opgenomen. Daar waar (nog) geen contractpositie aanwezig is, wordt een realistische raming, mede gebaseerd op meest recente aanbestedingsresultaten, opgenomen.
Vennootschapsbelasting positie grondexploitatieprojecten gemeente Utrecht
Per 1 januari 2016 is de belastingplicht ingevoerd voor ondernemingen van overheden voor de vennootschapsbelasting.
Met uitoefening van het vigerende grondbeleid, beweegt de gemeente Utrecht zich zeer beperkt op een concurrerende markt. Slechts in de combinatie van een falende markt en een gemeentelijke ambitie dan wel stedelijke urgentie wordt actief grondbeleid als instrument ingezet.
Het aantal grondexploitatieprojecten neemt sinds 2012 af en de nog wat langer doorlopende grote gemeentelijke gebiedsontwikkelingen Leidsche Rijn en Stationsgebied zijn na correctie op gemeentelijke bijdragen verlieslatend. Daarmee is aan een eerste vereiste van ondernemerschap, namelijk winstgevendheid, al niet voldaan. Bij de actualisatie van de grondexploitatieprojecten wordt dan ook geen rekening gehouden met Vpb-druk op de grondexploitatieprojecten.
Risicomanagement en weerstandsvermogen
Conform de door de raad vastgestelde nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen worden de risicoanalyses voor de gemeentelijke grondexploitaties twee keer per jaar geactualiseerd (bij de Jaarstukken en bij de Programmabegroting). Het weerstandsvermogen voor het opvangen van de risico’s van de grondexploitatie Stationsgebied is onderdeel van het gemeentebrede weerstandsvermogen. Voor het opvangen van de risico’s grondexploitatie Leidsche Rijn en de binnenstedelijke grondexploitaties is op basis van het actuele financiële beeld geen gemeentebreed weerstandsvermogen nodig. Deze risico’s kunnen worden opgevangen binnen de Reserve Grondexploitatie. In het MPR wordt het financiële beeld van alle grondexploitaties binnen de gemeente Utrecht toegelicht, evenals bijbehorende risico’s, scenario’s en beheersmaatregelen.
Vooruitbetalingen
x € 1.000 | |||||
Boekwaarde | Vermeer- | Verminde- | Naar | Boekwaarde | |
a | b | c | d | e = a+b-c-d | |
Kosten nog uit te geven gemeentelijke eigendommen | 1.089 | 773 | 764 | 1.098 | |
Totaal vooruitbetalingen | 1.089 | 773 | 764 | 1.098 |
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
Vorderingen op openbare lichamen
x € 1.000 | ||||
Omschrijving | Boekwaarde | Correctie | Boekwaarde | Boekwaarde 31-12-2021 |
Btw Compensatiefonds | 65.877 | 65.877 | 64.318 | |
Overige vorderingen op openbare lichamen | 21.456 | -19.009 | 2.447 | 6.050 |
Totaal | 87.333 | -19.009 | 68.324 | 70.368 |
De boekwaarde van de overige vorderingen op openbare lichamen per 31 december 2020 is verlaagd met 19,0 miljoen euro.
Deze correctie is gemaakt omdat een belangrijk deel van de subsidievorderingen op openbare lichamen per 31 december 2020 nog niet waren ontvangen. Daar was in de jaarrekening 2020 wel rekening mee gehouden maar deze bedragen waren abusievelijk in mindering gebracht op de post “Debiteuren” van de balanspost 'Overige vorderingen'. Deze balanspost kent dus eenzelfde correctie.
De overige vorderingen op openbare lichamen eind 2021 betreffen met name:
| 1,3 miljoen euro |
---|---|
| 0,9 miljoen euro |
| 0,7 miljoen euro |
Uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
x € 1.000 | ||
Omschrijving | Boekwaarde | Boekwaarde |
Saldo Schatkistbankieren | 0 | 5.000 |
Totaal | 0 | 5.000 |
Schatkistbankieren
Op grond van de Regeling Schatkistbankieren dienen decentrale overheden eventuele overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag dat wordt bepaald aan de hand van de begrotingsomvang. Over het eerste halfjaar 2021 bedroeg die drempel circa 5,82 miljoen euro. Per 1 juli 2021 is de Regeling Schatkistbankieren aangepast waarbij het drempelbedrag voor Utrecht werd verhoogd naar 12,07 miljoen euro.
Alleen indien de gemeente over meer liquide middelen beschikt dan het drempelbedrag dan dient zij in ieder geval het meerdere in de Schatkist aan te houden.
Conform voorschrift vanuit BBV zijn in onderstaande tabel posities met betrekking tot Schatkistbankieren (benutting drempelbedrag) weergegeven.
x € 1.000.000 | ||
Bepaling drempelbedrag | ||
Begrotingstotaal aan lasten conform | 1.537,4 |
---|
1 e halfjaar 2021 | x € 1.000.000 | ||
---|---|---|---|
Waarvan: | Relevant | Opbouw | |
1 e schijf | 500,0 | 0,75% | 3,75 |
2 e schijf | 1.037,4 | 0,20% | 2,07 |
Drempelbedrag | 5,82 |
2 e halfjaar 2021 | x € 1.000.000 | ||
---|---|---|---|
Waarvan: | Relevant | Opbouw | |
1 e schijf | 500,0 | 2,00% | 10,00 |
2 e schijf | 1.037,4 | 0,20% | 2,07 |
Drempelbedrag | 12,07 |
x € 1.000.000 | ||||
Omschrijving | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
Som van de per dag buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen | 134,21 | 103,15 | 59,32 | 147,45 |
Dagen in het kwartaal | 90 | 91 | 92 | 92 |
Kwartaalcijfer op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden middelen | 1,49 | 1,13 | 0,64 | 1,60 |
Drempelbedrag | 5,82 | 5,82 | 12,07 | 12,07 |
Overschrijding drempelbedrag | 0 | 0 | 0 | 0 |
of | ||||
Ruimte onder drempelbedrag | 4,33 | 4,69 | 11,43 | 10,47 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht gedurende 2021 ruim binnen haar drempelbedrag heeft geopereerd.
Ondanks dat het op basis van het drempelbedrag niet hoeft houden wij vanaf 22 januari 2021 in de Schatkist een bedrag aan van 5 miljoen euro. Dit om te voorzien in liquiditeit ingeval een onverhoopte verstoring van het betalingsverkeer bij onze huisbankier BNG. Voor dit doel worden nog een bankrekening aangehouden bij onze voormalige huisbankier ABN Amro.
De rentevergoeding over in de Schatkist geplaatste geldmiddelen is nihil. In deze regeling is vooralsnog bepaald dat een negatieve rente niet van toepassing zal zijn.
Voor nadere informatie over Schatkistbankieren zie ook Financieringsparagraaf , onderdeel Kasmanagement.
Rekening-courant met niet-financiële instellingen
Dit betreft uitstaande gelden bij het:
- Nationaal Restauratiefonds voor leningen voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden en particuliere woningverbetering (in totaal 3,015 miljoen euro per eind 2021).
- Stimuleringsfonds Volkshuisvesting voor leningen voor particuliere woningverbetering en voor duurzaamheidsleningen (in totaal 2,375 miljoen euro per eind 2021).
Overige vorderingen
Dit betreft het openstaande debiteurensaldo.
x € 1.000 | ||||
Omschrijving | Boekwaarde | Correctie | Boekwaarde | Boekwaarde |
Bijstandsdebiteuren (inclusief Tozo regeling) | 32.383 | 32.383 | 32.450 | |
Voorziening dubieuze bijstandsdebiteuren | -23.702 | -23.702 | -22.140 | |
Debiteuren | 27.235 | 19.009 | 46.244 | 35.834 |
Voorziening dubieuze debiteuren | -2.762 | -2.762 | -2.159 | |
Belastingdebiteuren BGHU | 8.703 | 8.703 | 10.807 | |
Voorziening dubieuze debiteuren BGHU | -670 | -670 | -1.052 | |
Totaal | 41.187 | 19.009 | 60.196 | 53.740 |
Eind 2021 was de boekwaarde van de bijstandsdebiteuren (inclusief Tozo-regeling) nagenoeg gelijk aan 2020.
Enerzijds is het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering gedaald waardoor het debiteurensaldo op dit onderdeel is afgenomen. Anderzijds was er ook in 2021 nog sprake van een coulanter incassobeleid als gevolg van corona en een stijgende debiteurenstand vanwege nieuwe terugvorderingen voor de Tozo-regeling.
De voorziening voor dubieuze bijstandsdebiteuren is lager als gevolg van een betere kwaliteit van het debiteurenbestand ten opzichte van een jaar geleden. Dit komt vooral doordat er minder oudere debiteurenvorderingen zijn: vorig jaar was er nog sprake van een na-ijl effect van hogere aantallen bijstandsuitkeringen van een aantal jaar geleden.
De boekwaarde van de post 'Debiteuren' per 31 december 2020 is verhoogd met 19,0 miljoen euro . Deze correctie is gemaakt omdat de subsidievorderingen op openbare lichamen welke per 31 december 2020 nog niet waren ontvangen abusievelijk op deze post in mindering zijn gebracht. Onder de balanspost 'Overige vorderingen op openbare lichamen' is dus eenzelfde correctie verwerkt.
Het lagere saldo van deze post ten opzichte van het beginsaldo op 1 januari 2021 wordt – naast een voortdurend goede betalingsmoraal- vooral veroorzaakt door:
- De actieve benadering van de debiteuren in 2021. Dit heeft mede geleid tot verlaging van het saldo op reguliere debiteuren van 6,6 miljoen euro.
- Een lager saldo op creditnota’s van crediteuren ad 3,7 miljoen euro (deze worden ook als debiteur aangemerkt)
Door de Coronapandemie en (tijdelijk) verloop van personeel konden de belastingdeurwaarders minder vaak ingezet worden om openstaande belastingvorderingen te innen. Hierdoor is de post belastingdebiteuren BGHU eind 2021 hoger dan een jaar eerder en is ook de voorziening toegenomen.
Liquide middelen
Deze worden verder niet toegelicht.